Zo blijf je genieten van het VVPRbis-voordeeltarief op dividenden

Wil je dat jouw aandeel in 2022 nog in aanmerking komt voor het gunstregime? Dan moet dit aandeel blijven voldoen aan de gekende basisvoorwaarden. Wij lijsten ze voor je nog eens op:

– Kleine vennootschap: Keer je dividenden uit onder de VVPRbis-regeling? Dan moet jouw bedrijf gekwalificeerd zijn als kleine vennootschap op het moment van inbreng.
– Inbreng van geld: De uitgekeerde dividenden moeten betrekking hebben op aandelen die je hebt verworven na 1 juli 2013 via de inbreng van geld. Houd er rekening mee dat deze inbreng volledig volgestort moet zijn op het moment van de uitkering!
– Aandelen op naam: Aandelen moeten, bij inbreng, altijd op (jouw) naam gecreëerd zijn.
– Geen overdracht/behouden in volle eigendom: Vanaf de inbreng, moeten de aandelen ononderbroken en in volle eigendom van jou als aandeelhouder zijn geweest/blijven.

De regelgeving rond de wachttermijn blijft ook gelden:

In het wetsvoorstel werd geopperd om de wachttermijn te laten starten vanaf de volstorting van de inbreng en dus niet bij het plaatsen van de inbreng. Dit leidde tot grote ongerustheid, omdat dit voor veel vennootschappen een enorme verlenging van de wachttermijn zou betekenen. Deze wijziging haalde uiteindelijk de wetswijziging niet.

Let wel op: De wachttermijn start nog steeds bij het plaatsen van de inbreng. Op het moment van de uitkering moeten jouw aandelen wel volledig zijn volgestort.

Aandelen waarvoor je het gunstregime wil genieten, moeten voortkomen uit de inbreng van geld. Als je jouw aandelen hebt verkregen door een inbreng in natura of een andere incorporatie van reserves, kan je geen aanspraak maken op dit fiscaal voordelig regime.

De wetgeving heeft nu ook een antimisbruikbepaling vastgelegd. Dit verklaart dat het VVPRbis-tarief niet van toepassing is op aandelen die (indirect) verkregen zijn met liquidatiereservers vanuit een andere vennootschap.

Daar knelt het schoentje onmiddellijk. Want kwamen de gelden voort uit deze liquidatiereserves? Of kwamen deze van een andere spaarrekening, zoals die van een aandeelhouder-bestuurder?
De bewijsproblematiek kan aanleiding geven tot grote discussies en de kans is groot dat rechtspraak duidelijkheid zal moeten verschaffen.

Vroeger lag het minimumkapitaal voor vennootschapsvormen BV en CV op € 18.500. Om te genieten van de VVPRbis-regeling, moest jouw kapitaalvennootschap of andere vennootschap dezelfde minimumgrens overschrijden. Ongeacht uw vennootschapsvorm was de grens € 18.500. Heb je een vennootschap opgericht na 1 juli 2013 met een lager kapitaal? Dan kon je geen VVPRbis-gunsttarief hanteren.

Sinds 1 mei 2019 wijzigden 2 zaken grondig:
– Volledige afschaffing van het minimumkapitaal voor BV en CV. (Het benoemde minimumkapitaal heet op vandaag inbreng.)
– Volledige afschaffing van het minimumkapitaal voor het uitkeren onder het VVPRbis-regime

Vandaag speelt het bedrag van de inbreng van jouw vennootschap dus geen rol meer in de toepassingswaarde van dit gunsttarief.

Stel dat je op 1 januari 2021 een VOF hebt opgericht met een inbreng (het vroegere “kapitaal”) van € 3.000. Dan geniet je gewoon van de VVPRbis-regeling. Wie een VOF oprichtte op 1 januari 2014 met dezelfde inbreng, kon dat niet.

Als je de nieuwe wet letterlijk interpreteert, lees je dat de beoordeling moet gebeuren op het moment van de uitkering van de dividenden. Indien jouwVOF in 2014 niet voldeed aan de voorwaarden (maar wel voldoet aan de huidige voorwaarden) kan je volgens sommige auteurs dus gebruik maken van het gunstregime. De minister en fiscus hebben hierover hun ongenoegen al duidelijk geuit. Dit krijgt ongetwijfeld nog een staartje!

De afschaffing van het minimumkapitaal creëerde in 2019 een opportuniteit: je kon de inbreng verminderen tot het volgestorte deel. Dit was het gevolg van de aanpassing van de statuten aan het nieuwe vennootschapsrecht.

Wij verduidelijken met een voorbeeld waar het over gaat:
Een besloten vennootschap werd in 2014 opgericht met een kapitaal van € 18.600. Hiervan werd slechts € 11.300  volgestort. Bijgevolg bleef een bedrag van € 7.300 nog te volstorten. Naar aanleiding van het vennootschapsrecht, paste de vennootschap in 2020 haar statuten aan. Men besloot hierbij gebruik te maken van de vrijstelling/schrapping van de inbreng van het resterende bedrag. De inbreng werd dus teruggebracht naar € 11.300, die wel volledig is volgestort. De volledige volstorting maakt dat de vennootschap het VVPRbis-regime kan toepassen.

De nieuwe wetgeving straft deze methode af. De oorspronkelijke inbreng van jouw vennootschap moet worden volgestort. In dit voorbeeld bedraagt de een inbreng dus € 18.600. De gekende vermindering van de inbreng tot het volgestorte deel, zorgt voor een verlies aan gunstregime. Dit verlies is daarboven onherroepelijk.

Verminderde je met jouw vennootschap de inbreng tot het volgestorte deel? Dan krijg je wel een kans om dit regulariseren en jouw gunstig tarief niet te verliezen. Indien je voor 31 december 2022 jouw inbreng opnieuw verhoogt tot het oorspronkelijk bedrag blijf je aanspraak maken op de VVPRbis-regeling.

We stippen nog kort de creatie van aandelen aan. Weet dat dit niet zonder gevaar is. Het creëren van verschillende aandelen, met een onderscheid in winstregime (de genaamde preferente aandelen), zorgt voor het verlies van jouw gunstregime. Een louter onderscheid in stemrechten vormt geen probleem.

De VVPRbis-regeling is een complexe materie. De verschillende voorwaarden waar je aan moet voldoen, kennen elk hun uitdaging. Heeft jouw vennootschap een vrijstelling van volstorting doorgevoerd? Dan moet je dit jaar actie ondernemen om het VVPRbis-voordeeltarief op dividenden te behouden.

Blijf opletten en laat je goed bijstaan door een PIA expert in jouw buurt. Enkel met correct advies verliest jouw vennootschap geen aanspraak op dit gunstregime.