Juridisch

Nieuwe regels voor (buitencontractuele) aansprakelijkheid vanaf 2025. Dit moet je weten.

Legal Advisory
23 oktober 2024
Vanaf 1 januari 2025 veranderen de regels rond buitencontractuele aansprakelijkheid aanzienlijk. Dit heeft grote gevolgen voor hulppersonen zoals dienstverleners, aandeelhouders en bestuurders. Waar zij nu nog van een verregaande bescherming genieten tegen aansprakelijkheidsvorderingen, verdwijnt deze bescherming bijna volledig onder de nieuwe wetgeving. Onze experts leggen je uit wat dit concreet betekent.  

Anno 2024 vs. de nieuwe regels vanaf 2025.

Wat is de huidige situatie?

Momenteel geniet je als hulppersoon van een zekere immuniteit. Deze bescherming, vaak aangeduid als de “quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent,” houdt in dat je in de meeste gevallen niet aansprakelijk gesteld kan worden voor schade door een derde partij. Met andere woorden: als jij een fout maakt, kan de eindklant (hiermee bedoelen we: de klant van je opdrachtgever) jou niet direct aansprakelijk stellen. Alleen je opdrachtgever kan dat doen.
Een praktisch voorbeeld:
Vennootschap B heeft een overeenkomst met haar eindklant A. Voor de effectieve uitvoering van deze overeenkomst doet vennootschap B beroep op een medewerker, namelijk C.
Als C in de huidige situatie een fout maakt, wordt deze verregaand beschermd:
  • Een contractuele vordering van eindklant A t.o.v. medewerker C is uitgesloten bij gebrek aan een contract tussen A en C.
  • Een buitencontractuele vordering van eind klant A t.o.v. medewerker C is ook niet mogelijk (dit omwille van de voornoemde “quasi-immuniteit”). Let op: natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen op de regel, zoals bijvoorbeeld een misdrijf. 
  • Enkel opdrachtgever B kan zich (contractueel) richten t.o.v. medewerker C. Bij het uitoefenen van verhaal moet er rekening worden gehouden met de tussen hen gesloten overeenkomst(en). Denk maar aan exoneratieclausules of de beperking van de aansprakelijkheid tot een bepaalde som.
  • Een buitencontractuele vordering van opdrachtgever B t.o.v. medewerker C is in principe niet mogelijk wegens het zgn. “samenloopverbod” tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid.

Wat verandert er vanaf 2025?

Door de nieuwe aansprakelijkheidsregels valt de hierboven besproken (quasi) immuniteit weg. Want vanaf 1 januari 2025 kunnen hulppersonen of ‘uitvoerders’ wél rechtstreeks aansprakelijk worden gesteld door een benadeelde partij met wie ze geen contract hebben. Dit betekent dat een eindklant voortaan niet alleen zijn/haar directe contractpartner (bijvoorbeeld je opdrachtgever) kan aanspreken, maar ook jou als uitvoerder van het werk.
Als we verder bouwen op het praktische voorbeeld, zien we dat door de nieuwe regels de eindklant A, naast zijn (buiten)contractuele claim tegen opdrachtgever B, ook een buitencontractuele claim kan indienen tegen medewerker C.  Dit betekent dat C voortaan veel meer risico loopt om aansprakelijk gesteld te worden door partijen met wie hij geen contract heeft.
Deze verandering geldt ook voor overeenkomsten die vóór 1 januari 2025 zijn gesloten, maar alleen voor feiten die zich na die datum voordoen. Dit betekent dat er geen verstrenging is van aansprakelijkheid voor feiten die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regels hebben plaatsgevonden. Vanaf 2025 kunnen hulppersonen of ‘uitvoerders’ echter aansprakelijk worden gesteld voor fouten, zelfs als ze werken onder oude contracten.

Het is daarom belangrijk om proactief stappen te ondernemen:

1) Pas je (samenwerkings)overeenkomsten aan. Zo kan je buitencontractuele aansprakelijkheid uitsluiten, maximale aansprakelijkheid toevoegen en in schadebeperkingen en -uitsluitingen voorzien.

2) Herzie je algemene voorwaarden en zorg dat deze in lijn liggen met de nieuwe wetgeving.

3) Controleer of je verzekering de juiste dekking biedt en wie precies als ‘verzekerde’ wordt beschouwd.

4) Bekijk de overeenkomsten met je (eind)klanten om buitencontractuele vorderingen ten aanzien van (zelfstandige) medewerkers te beperken of zelfs uit te sluiten.

Welke gevolgen hebben de nieuwe aansprakelijkheidsregels nu precies?

1.     Impact op de dienstverleners.

Je aansprakelijkheid als dienstverlener wordt meestal contractueel vastgelegd in een overeenkomst met je opdrachtgever. Vaak gaat het om een inspanningsverbintenis, waarbij je je inzet als een professional, zonder dat er een specifiek resultaat wordt gegarandeerd. Maar er bestaat ook zoiets als een resultaatsverbintenis waarbij het niet behalen van het overeengekomen resultaat al voldoende is om aansprakelijk gesteld te kunnen worden.
In sommige gevallen kan een dienstverleningsovereenkomst een clausule bevatten die je aansprakelijk stelt voor alle handelingen/nalatigheden die leiden tot schade, zonder enige beperking. Als er in je contract geen enkele regeling is opgenomen, kan een tekortkoming in je verplichtingen (wanprestatie/fout) leiden tot contractuele aansprakelijkheid dit op basis van het gemeen recht.
Vanaf 1 januari 2025 krijg je ook als dienstverlener te maken met buitencontractuele aansprakelijkheid. Dit betekent dat je, naast de aansprakelijkheid uit contracten, ook door derden zoals een eindklant, aansprakelijk gesteld kunt worden, zelfs als er geen directe contractuele relatie is.
De nieuwe wet biedt de benadeelde partij dus de keuze om schade te verhalen op de contractspartij of buitencontractueel de (zelfstandige) medewerker aansprakelijk te stellen.
Natuurlijk leidt niet elke fout tot persoonlijke aansprakelijkheid. Als de fout alleen een contractuele tekortkoming betreft, kun je hier niet persoonlijk voor worden aangesproken. Alleen buitencontractuele fouten, zoals een onrechtmatige daad of schending van de zorgvuldigheidsnorm, kunnen persoonlijke aansprakelijkheid met zich meebrengen.
Als je toch persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld, kun je je verdedigen met zowel contractuele als wettelijke verweermiddelen:
  • Contractuele aansprakelijkheidsbeperkingen: Als deze zijn opgenomen in je overeenkomst met de opdrachtgever, blijven ze van kracht en kunnen ze ook ingeroepen worden tegen derden.
  • Wettelijke bescherming: wettelijke regels blijven ook na 2025 van toepassing. Zo behouden werknemers bijvoorbeeld hun aansprakelijkheidsbeperking onder artikel 18 van de arbeidsovereenkomstenwet, kunnen bestuurders zich beroepen op de grenzen zoals voorzien in het WVV en blijven (eventuele) bijzondere verjaringsregels van toepassing.
Verder is de nieuwe wetgeving van aanvullend recht. Dit betekent dat je in de meeste gevallen contractueel kunt afspreken om buitencontractuele aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk uit te sluiten. Dit is echter niet mogelijk voor fouten die verband houden met de aantasting van fysieke of psychische integriteit, opzettelijke schade of fouten waarvoor je wettelijk verantwoordelijk bent.

2.     Impact op de bestuurders.

Als bestuurder van een vennootschap heb je een belangrijke verantwoordelijkheid en kan je direct door derden of door de vennootschap zelf aansprakelijk worden gesteld in een aantal gevallen:
  1. Bestuursfout: Als bestuurder ben je verplicht om je taken naar behoren uit te voeren. Handel je niet als een ‘normaal en zorgvuldig bestuurder’, dan kan je hiervoor aansprakelijk worden gesteld.  
  2. Overtreding van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV): Denk hierbij aan het niet tijdig neerleggen van de jaarrekening of het niet bijeenroepen van de algemene vergadering. Ook een schending van de belangenconflictprocedure kan leiden tot aansprakelijkheid.
  3. Onrechtmatige daad: Dit betekent dat je aansprakelijk bent als je een fout maakt die schade veroorzaakt, bijvoorbeeld door een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm of door het plegen van een misdrijf.
  4. Kennelijk grove fout: Als jouw fout heeft bijgedragen aan het faillissement van de vennootschap (bijvoorbeeld door ernstige fiscale fraude), kun je hiervoor aansprakelijk worden gesteld.
  5. Voortzetten van een verloren activiteit (‘wrongful trading’): Wanneer je een faillissement niet tijdig meldt (binnen één maand na staking van betalingen), kun je aansprakelijk worden voor de schulden die daarna ontstaan.
  6. Fiscale en RSZ-schulden: Je kunt aansprakelijk worden voor belastingschulden van de vennootschap als die zijn ontstaan door jouw foutief bestuur. Voor RSZ-schulden geldt dat aansprakelijkheid vooral speelt bij meerdere voorgaande faillissementen.
Deze regels gelden niet alleen voor formeel benoemde bestuurders, maar ook voor feitelijke bestuurders. Dit zijn personen die geen officiële benoeming hebben, maar wel feitelijk de vennootschap besturen.
Natuurlijk biedt de wet de bestuurders ook enige bescherming door de aansprakelijkheid te beperken. Deze beperking is afhankelijk van de grootte van de onderneming en wordt gemeten aan de hand van de gemiddelde omzet en het balanstotaal van de laatste drie boekjaren:

Aansprakelijkheid beperkt tot

Gemiddelde omzet excl. btw, niet hoger dan

 

Gemiddelde balanstotaal, minder dan

€125.000,00

€350.000,00

en

€175.000,00

€250.000,00

€700.000,00

en

€350.000,00

€1.000.000,00

€9.000.000,00

of

€4.500.000,00

€3.000.000,00

Tussen €9.000.000 en €50.000.000,00

of

Tussen €4.500.000,00 en €43.000.000,00

€12.000.000,00

€50.000.000,00

of

€43.000.000,00

De wettelijke beperkingen gelden…
  • Zowel tegenover de vennootschap als tegenover derden
  • Voor elk afzonderlijk feit of geheel van feiten
  • Ongeacht het aantal eisers of vorderingen
  • Voor zowel contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid
  • Voor alle bestuurders gezamenlijk
Let op: hoewel de aansprakelijkheid wordt beperkt, blijft deze hoofdelijk. Dit betekent dat iedere individuele bestuurder in principe aansprakelijk is voor het volledige bedrag.
Uiteraard zijn er ook een aantal uitzonderingen waarbij de wettelijke beperkingen niet van toepassing zijn. Dit is het geval bij:
  • Herhaaldelijk voorkomende lichte fouten
  • Zware fouten
  • Bedrieglijk opzet of opzettelijke fouten
  • Ernstige fiscale fraude
  • Specifieke aansprakelijkheid voor fiscale of RSZ-schulden
Hou er verder rekening mee dat het WVV niet toestaat dat een vennootschap de aansprakelijkheid van haar bestuurder beperkt. Dit betekent dat de vennootschap haar bestuurder niet vooraf kan vrijstellen van verantwoordelijkheid tegenover de vennootschap zelf ("exoneratie") en ook niet kan instaan voor zijn aansprakelijkheid tegenover derden ("vrijwaring"). Daarnaast is een beperking die verder gaat dan de wettelijk bepaalde 'cap' ook niet toegestaan.
Tip: Deze regel sluit niet uit dat een vennootschap in haar contract met een andere partij de buitencontractuele aansprakelijkheid van de bestuurder kan uitsluiten, en/of de moedervennootschap of aandeelhouder de bestuurder(s) kan vrijwaren.
Een goede manier om jezelf als bestuurder te beschermen is door een bestuursaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten, ook wel een D&O-polis genoemd. Deze verzekering biedt dekking tegen de financiële gevolgen van fouten binnen de wettelijke grenzen. Maar let op! Oefen je jouw bestuursmandaat uit via een (management)vennootschap? Dan ben je (als vaste vertegenwoordiger) toch persoonlijk aansprakelijk en dit op dezelfde manier als je managementvennootschap.

3.     En wat met de aandeelhouders?

Tenslotte verschilt de mate van jouw aansprakelijkheid als aandeelhouder per type vennootschap:
  • VOF of CommV: Als vennoot in een vennootschap onder firma (VOF) of commanditaire vennootschap (CommV) ben je onbeperkt aansprakelijk. Dit betekent dat je, samen met je medevennoten, hoofdelijk verantwoordelijk bent voor de verplichtingen van de vennootschap.
  • BV, NV of CV: Als aandeelhouder van een besloten vennootschap (BV), naamloze vennootschap (NV) of coöperatieve vennootschap (CV) ben je niet persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Dit betekent dat schuldeisers van de vennootschap geen aanspraak kunnen maken op jouw privévermogen, bijvoorbeeld in het geval van een faillissement.
Twee praktijkvoorbeelden:
1)       Stel, twee personen A en B richten samen een BV op met een startkapitaal van €5.000,00. A brengt €3.000,00 volledig in (volstort), terwijl B €2.000,00 inbrengt, maar daarvan slechts 25% volstort. Het risico van A is beperkt tot €3.000,00, B loopt het risico zijn reeds gestorte inbreng m.n. €500,00 te verliezen én aangesproken te worden tot volstorting van het saldo van zijn inbreng (m.n. €1.500,00).
2)       A richt een BV op met een aanvangsvermogen van €5.000,00. A verkoopt nadien 100% van de aandelen voor €10.000,00 aan B. Het risico van B bedraagt hier €10.000,00 zijnde het volledige bedrag dat hij/zij betaald heeft voor verkrijging van de aandelen.
Je loopt dus alleen risico op het bedrag dat je hebt ingebracht bij de oprichting van de vennootschap, of de prijs die je hebt betaald voor de aandelen. Zijn jouw aandelen bij de oprichting niet volledig volstort? Dan kan je nog steeds aansprakelijk worden gesteld voor het resterende bedrag dat je had moeten inbrengen of beloofd had in te brengen.
Opgepast! Heb je je persoonlijk borg gesteld? Dan ben je persoonlijk aansprakelijk voor specifieke schulden van de vennootschap. Het is een belangrijke uitzondering op de bescherming die je normaal geniet als aandeelhouder van een BV, NV of CV.
Dit zijn de verschillende situaties waarin je als aandeelhouder toch persoonlijk aansprakelijk kunt worden gesteld:
  1. Oprichtersaansprakelijkheid: Oprichters van een BV kunnen persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de vennootschap als het startkapitaal duidelijk onvoldoende was voor de geplande activiteiten. Dit geldt als de vennootschap binnen drie jaar na oprichting failliet gaat. Let wel, dit gebeurt alleen na een gerechtelijke uitspraak, waarbij de rechter het financieel plan en de omstandigheden in overweging neemt.
Tip: Bij de oprichting van een BV kun je ervoor kiezen om op te treden als inschrijver voor aandelen (tot maximaal 2/3 van de aandelen) in plaats van als oprichter. Dit vermindert jouw risico op oprichtersaansprakelijkheid.
  1. Debet rekening-courant: Als je als aandeelhouder op het moment van een faillissement een schuld hebt bij de vennootschap (bijvoorbeeld via een rekening-courant), kan de curator jou hiervoor aansprakelijk stellen.
  2. Aansprakelijkheid sociale bijdragen: De vennootschap is verantwoordelijk voor de betaling van sociale bijdragen voor haar bestuurders en werkende aandeelhouders. Omgekeerd kunnen bestuurders en aandeelhouders aansprakelijk zijn voor de betaling van de jaarlijkse vennootschapsbijdrage.
Het is duidelijk: vanaf 2025 ben je best extra waakzaam over jouw aansprakelijkheid. Heb je vragen over jouw specifieke situatie? Geen zorgen onze legal-experts staan klaar om al jouw vragen te beantwoorden.

Meer weten over onze diensten?

We helpen je graag verder.

Contacteer ons